Van de (nieuwe) voorzitter: kennismaking in onrustige tijden
Onlangs werd mij gevraagd of ik interesse had de VDBZ te komen versterken als nieuwe voorzitter. Eerlijk gezegd had ik die vraag totaal niet aan zien komen. Ik heb echt even nagedacht of ik dat zou moeten doen. Het voelde een beetje buiten mijn comfortzone. Daarbij speelt mee dat ik van huis uit niet gewend ben om heel zichtbaar op de voorgrond te treden. Een rol achter de schermen ligt mij meestal van nature beter. Toen ik hoorde naar wat voor kwaliteiten men op zoek was, was mijn aandacht toch getrokken: goed kunnen luisteren, bruggen kunnen bouwen tussen alle lagen van de organisatie, weten wat er speelt binnen BZ en hoe deze organisatie nog beter kan worden, een team kunnen motiveren. Daarin herken ik mijzelf zeker, en daarom heb ik ook met volle overtuiging ja gezegd tegen deze prachtige rol!
Over mijzelf: ik ben geboren in Den Haag, als enig kind van zeer liefdevolle ouders die beiden in Indonesië zijn geboren. Na mijn studie economie in Rotterdam en een stage in Japan ben ik in 2003 bij BZ komen werken. Mijn vader ging me voor: hij heeft 37 jaar bij BZ gewerkt, zijn laatste jaren als financieel adviseur bij BSG (het toenmalige DOB). De eerste paar jaar heb ik vooral veel Europees werk in Den Haag gedaan, begonnen bij DIE en daarna een aantal jaar als assistent DGES gewerkt, eerst voor Marnix Krop en daarna voor Ian de Jong. Daarna bijna acht jaar politiek werk buiten, in Peking en Washington. Sinds begin 2016 werk ik weer in Nederland. Eerst als plaatsvervangend hoofd Bureau Politieke Zaken en sinds mei 2019 ben ik hoofd van de afdeling Coördinatie, Productie en Kwaliteit (DIE-CPK), een mooie club enthousiaste en gedreven collega’s die zich elke dag inzet om de bewindspersonen en ambtelijke leiding van BZ, de MP en het Koninklijk Paar van relevante en tijdige dossiers te voorzien voor bezoeken, reizen en parlementaire verplichtingen.
Ik ben me ervan bewust dat ik in onrustige tijden aantreed: de oorlog in Oekraïne, het conflict in het Midden-Oosten, de aanhoudende druk op het klimaat, verschuivende geopolitieke verhoudingen, uitdagingen op het gebied van migratie en armoedebestrijding, maar ook de aankomende verkiezingen op 22 november en de uitdagingen waar ons eigen land voor staat. Deze ontwikkelingen leiden ook in onze eigen organisatie tot hevige discussie, niet in de laatste plaats over de afschuwelijke gevolgen van het conflict tussen Israël en Hamas. Maar ook over de manier waarop de discussie gevoerd wordt, en over onze rol als ambtelijke professionals. Vanuit de VDBZ willen we van de gelegenheid gebruik maken om de collega’s van DAM, DJZ, DMM, DCV, VCI, DSH en op posten in de regio en alle betrokkenen die nu keihard werken aan alles wat er komt kijken bij de oorlog in een hart onder de riem steken: weet jullie gesteund!
Voorop gesteld: het is goed, nee, het is essentieel dat de discussies over inhoud en over ambtelijke professionaliteit gevoerd worden. Doen we de dingen goed en doen we de goede dingen: vragen die we ons regelmatig moeten durven blijven stellen. Alleen zo blijven we een lerende organisatie. We zijn per slot van rekening allemaal bij BZ komen werken vanuit een maatschappelijke betrokkenheid en een bepaalde kijk op de wereld (daar ga ik dan maar even gemakshalve vanuit). Bij de kwestie over Israël en de Palestijnse gebieden merken we dat de verschillende visies hevig met elkaar botsen binnen onze eigen organisatie: er zijn collega’s die het vanuit hun ambtelijke professionaliteit als hun plicht zien zich te verzetten tegen de koers van het kabinet, en anderen die dat niet zo zien. Voorts horen we dat sommige collega’s met een Arabische of juist met een Joodse achtergrond een laag profiel houden om te voorkomen geassocieerd te worden met de partijen in het conflict. Veel collega’s hebben aanstoot genomen aan de nadrukkelijke link met institutioneel racisme.
Juist waar opinies en belangen divergeren, wordt in ons vak diplomatie verwacht dat wij de dialoog blijven zoeken. Elkaar publiekelijk de maat nemen – al dan niet onbedoeld – helpt daar niet bij. Zijn we het dan binnen onze eigen organisatie niet juist ook nòg meer naar elkaar verplicht om op een respectvolle en veilige manier de ruimte te geven voor het delen van (tegengestelde) gevoelens en inzichten? Want als wij dat onderling bij BZ niet kunnen, wat is dan ons gezamenlijk perspectief?
Het gesprek over ambtelijke professionaliteit is nog lang niet af. We zullen dat open gesprek met elkaar moeten blijven voeren, en die ruimte moet er ook zijn. Dat zal ongetwijfeld niet altijd even makkelijk zijn. Maar hopelijk wel altijd met respect voor de ander, met het vertrouwen dat collega’s integer hun werk doen en in een omgeving waarin mensen zich veilig voelen om zich uit te spreken. Zonder dat ze daar intern op afgerekend worden of dat ze zich zorgen moeten maken dat interne adviezen in het publieke domein komen. En laat ook maar duidelijk zijn: lekken is een duidelijke grens die niet overschreden mag worden.
Dit gesprek blijft werk in uitvoering. Hoe kunnen we daarvoor kanalen ontsluiten die verbindend kunnen werken, en niet polariserend? We zullen er in ieder geval als heel BZ aan moeten werken om tegenspraak binnen BZ beter te organiseren, meer aandacht te hebben voor sterke gevoelens die er leven. Leidinggevenden, vanaf de Bestuursraad tot alle MT’s, hebben hier een speciale verantwoordelijkheid in. Om als leiding, als collega’s een beter gevoel te ontwikkelen voor onrust die er bestaat, hierover proactief het gesprek met elkaar aan te gaan, morele dilemma’s met collega’s te delen, meer begrip te krijgen voor elkaar en tegelijkertijd te verbinden én richting te geven. De luistersessies die nu door de Bestuursraad worden georganiseerd zijn een goede stap in dit proces.
Ik wil die verbinding als voorzitter van de VDBZ blijven zoeken, met alle lagen van de organisatie. Want de VDBZ is er voor iedereen. Spreek mij daar ook op aan. En weet ons als VDBZ te vinden voor een luisterend oor en als vakbond, die zich hard maakt voor jullie belangen (hart voor de zaak!).
Tot slot wil ik graag mijn grote dank en waardering uitspreken voor Elbrich Algra, die de afgelopen maanden het voorzitterschap van de VDBZ met verve heeft waargenomen, en voor Job van den Berg, die de afgelopen jaren ons boegbeeld heeft mogen zijn. En uiteraard hoop ik in de traditie van mijn vele voorgangers dat ik samen met het bestuur en met alle leden van deze prachtige vereniging mag bijdragen aan een nog mooiere en toekomstbestendige organisatie waarin iedereen zich blijft herkennen!
Rob Anderson