Van de OR-voorzitter: Wordt ambtelijke vakkundigheid per post bezorgd?

30 januari 2025

Tussen Kerst en Oud en Nieuw viel een opvallende brief op de mat, de nieuwe ambtseed. De brief verraste me. Namelijk een brief, tastbaar papier in een verder behoorlijk digitale werkomgeving. Dit moet belangrijk zijn. Thuis bespraken we de nieuwe ambtseed. De vrije keuze voor het ambt, het niets verzwegen hebben. Het algemeen belang en onze samenleving, de betekenis van een open overheid en het gedragen volgens onze wetten (waarom gedragen en niet handelen?). Dat gesprek komt vaak terug, bijvoorbeeld nu de loyaliteitsvraag zo’n grote rol speelt in de verhouding tussen politiek en ambtenarij in de VS.

De nieuwe ambtseed is echter geen zaak voor thuis. Binnen BZ lijkt de nieuwe ambtseed een onbeschreven blad te zijn, ondanks de uiterst relevante inhoud voor ons werk. Want wat betekent die nieuwe ambtseed nu eigenlijk in een internationale context? Wat verstaan we onder algemeen belang en onze samenleving? De nieuwe ambtseed kan geen papieren werkelijkheid blijven. De discussie over ambtelijke vakkundigheid voeren we binnen het ministerie aan de hand van het Gaza-oorlog. Dat is geen gemakkelijk gesprek en vaak worden grote woorden niet geschuwd. De VDBZ  vindt de reactie van onze SG op de directeur Dialoog en Ethiek van het ministerie van BZK terecht, omdat ook hierin die grote woorden weer terugkwamen. De impact van de Gaza-oorlog lijkt te zijn dat we het gesprek over ambtelijke vakkundigheid steeds weer, alleen op dit onderwerp betrekken.

Maar doen we daarbij ambtelijke vakkundigheid niet te kort? Het gesprek over ambtelijke vakkundigheid moet breder gevoerd worden. Het gaat over de verwachtingen vanuit de samenleving, de juridische ruimte die je als medewerker hebt onder de ambtenarenwet, over ambtelijke advisering, over de manier waarop ons ministerie in de samenleving staat en wat dat dan van ambtenaren vraagt, hoe we ons verhouden tot de Tweede Kamer, tot andere departementen, tot elkaar, tot onze ministers en tot de politieke partijen?

Ambtelijke vakkundigheid vraagt om het voortdurende gesprek met elkaar. We moeten er in de context van ons werk ook vanuit gaan dat buitenlands beleid lang niet altijd zwart-wit zal zijn, maar steeds opnieuw een keuze tussen twee tinten grijs. En dat geldt ook binnen het ministerie. Er zijn verschillende rollen, taken en opgaven die in het licht van de ambtelijke vakkundigheid steeds anders worden ingevuld. We moeten daarover helder en transparant zijn en niet uitgaan van impliciete veronderstellingen. Juist door het gesprek aan te gaan, verkennen we gezamenlijk wat ambtelijke vakkundigheid is. Ambtelijke vakkundigheid is de erkenning dat ons werk met dilemma’s gepaard gaat en we daar bewust mee omgaan. Laten we daarom in wekelijkse staven de tijd nemen om af en toe echt stil te staan bij die vraagstukken en ons de vraag stellen hoe we er vanuit de ambtelijke vakkundigheid mee omgegaan zijn. De optelsom van dat soort essentiële gesprekken maakt ons als ambtelijke organisatie als geheel sterker. Het geeft ons een robuustheid waarmee we de uitdagingen van het openbaar bestuur in onzekere tijden beter kunnen invullen.

Bert de Wilde