Van de voorzitter: een toekomstbestendig BZ, mét ruimte voor neurodiversiteit
Wat een hectische tijden zijn dit waar wij doorheen gaan en wat is er (nog) veel onduidelijk. Op het wereldtoneel, nationaal, maar zeker ook binnen BZ. Zoals ik bij mijn aantreden schreef, het is essentieel dat we blijven vasthouden aan de kernwaarde van excellente diplomatie en dat we ons menselijke kapitaal koesteren. Dit is het allerbelangrijkste bezit dat wij als BZ in huis hebben. Het zorgdragen voor de medewerkers is cruciaal, vooral met de taakstelling die op ons af komt en die niet minder wordende ambitieuze werkagenda. Dit blijft veel van ons allen vergen. Wij zijn blij dat de directeur ‘Toekomstbestendig BZ’ is begonnen, die vorm en inhoud gaat geven aan deze zware klus en die de Bestuursraad zal ondersteunen bij het maken van die keuzes. We moeten elkaar tijdens dit proces goed vasthouden. Al deze veranderingen gaan een grote impact hebben, daar zullen keuzes nodig zijn en het zal het nodige vragen van iedereen; de bestuurder, de organisatie, de medewerkers in Den Haag en op de posten. En vergeet niet onze gezinnen. Zoals jullie gewend zijn van VDBZ blijven wij de leden een luisterend oor bieden, sparren wij met alle betrokken partijen en zullen wij de zaken waarvoor de ondernemingsraad aan de lat staat goed bewaken.
VDBZ houdt ook oog voor een heleboel onderwerpen die gaan over de manier waarop wij ons werk kunnen doen. Onderwerpen waar BZ nog flink op moet kauwen, zoals het racismerapport, diversiteit in doorstroom etc. Wij roepen de bestuurder op hier nog actiever op in te zetten. Ja, er gebeurt veel, maar er gebeurt tegelijkertijd niet genoeg. Het doorstroomrapport ligt al geruime tijd in de la. Over de kwaliteit ervan valt te twisten maar er niets mee doen laat het probleem niet verdwijnen (zie ook column WGP). Hetzelfde geldt voor de zorgen over het MD-proces of IBBZ die veelvuldig zijn gedeeld. Het is een gemiste kans dat er nu weer een ronde voorbijgaat. VDBZ blijft dit op alle mogelijke manieren onder de aandacht brengen van de bestuurder.
Op een onderwerp wil ik specifiek inzoomen. Er wordt de laatste tijd veel gesproken over inclusie. Over gelijkheid. Over kansen voor iedereen, ongeacht afkomst, gender, geaardheid. Daar moeten we vooral mee doorgaan, want het is geen strijd die we zomaar even winnen. Maar terwijl we onze borst kloppen over hoe vooruitstrevend we zijn, blijven we iets belangrijks over het hoofd zien. Iets dat zó fundamenteel is, dat het bijna pijn doet dat het nauwelijks aandacht krijgt: neurodiversiteit. De bijeenkomst van 3 oktober is een mooi begin om voor dit onderwerp aandacht te vragen maar hoe vaak hebben we het écht over mensen met autisme, ADHD of een andere neurodiverse achtergrond? We hebben het over ‘inclusieve werkplekken’, maar vergeten dat voor een flinke groep collega’s onze werkcultuur helemaal niet zo inclusief voelt. Flexwerken? Voor sommigen een zegen, maar voor anderen de pure hel. Een fundamenteel probleem van een systeem dat niet voor hen gemaakt is.
En tot slot wil ik in mijn column ook aandacht vragen voor de gezinnen achter de medewerkers, waarbij ook vaak geen sprake is van inclusie. Hoeveel van jullie hebben kinderen met speciale behoeften? En hoe uitdagend is het om passende zorg of onderwijs te vinden op de post? Hoe vaak wordt er goed gekeken of de lokale school aansluit bij een kind met een beperking? En als er al iets van hulp is, moet je het vaak zelf betalen. Ja, natuurlijk vergoedt de verzekering wat logopedie en fysiotherapie, maar mondjesmaat, want ja: “geen gecontracteerde zorg”. Je moet toch ergens op bezuinigen, nietwaar? Ik hoor die verhalen vaker dan me lief is. Ouders die in het buitenland onvoldoende maatwerk krijgen, waar juist wel behoefte aan is. Kinderen die geen toegang krijgen tot de juiste begeleiding, omdat de regels zijn gemaakt voor een perfecte wereld die simpelweg niet bestaat. En dan de terugkeer naar Nederland: Daar sta je dan, na jaren van diplomatieke dienst, met een kind dat al moeite heeft gehad om zich telkens aan te passen. Helaas kan niet iedere (internationale) school in Nederland de juiste zorg bieden; en daar komen ze vaak ronduit voor uit. En als de zorg er wel is ontbreekt de financiële steun want het wijkt af van de ACRU; van de gemene deler. En dat is nu juist het probleem. Neurodiversiteit is allesbehalve normaal. Het is alsof we het hier hebben over luxeartikelen, terwijl we praten over de toekomst van onze kinderen.
Collega’s, als we neurodiversiteit serieus nemen, kunnen we deze verantwoordelijkheid niet alleen op de schouders van onze collega’s en hun gezinnen laten. Wij zijn allemaal van mening dat de publieke sector toegankelijker moet worden voor mensen met een beperking. Maar, zoals het een goede overheid betaamt: de uitvoering blijft, zoals altijd, achter. Inclusie mag geen modewoord blijven, het moet werkelijkheid worden. Want uiteindelijk is neurodiversiteit geen probleem dat we moeten oplossen, maar een realiteit die we moeten omarmen. Dus wie durft er mee aan tafel te gaan zitten? Wie durft zijn hand op te steken en te zeggen; wij gaan dit beter doen.
Ik hoor graag jullie ervaringen. Weet mij te vinden!