Van de WGP - We moeten het nog eens over instroom hebben
We moeten het toch nog eens over instroom hebben. Want er gaan dingen niet goed en daar moet iets aan gedaan worden. Vage zin? Ok, meer concreet: In 2022 nam de Bestuursraad, na vele discussies met de OR, een nieuw instroombeleid voor beleidsfuncties aan. Eén van de doelen was ‘goed werkgeverschap’ in praktijk te brengen. De constatering was dat het niet juist was dat grote aantallen medewerkers op tijdelijk contract op schaal 11 werkten – op vaste formatieplaatsen - en anders behandeld werden dan collega’s die hetzelfde werk deden maar via het klasje waren binnengekomen. Van begin af aan heeft de VDBZ, ook via de OR, zich achter dit doel geschaard. De discussies zagen op de oplossing hiervoor: welk instroombeleid neem je aan? Hoe werkt het instroombeleid door in de rest van de organisatie? Hoe is het gelinkt aan doorstroom? Die laatste twee vragen moeten zeker nog eens tegen het licht gehouden worden.
Maar voor nu constateren we dat er ook zeker nog problemen zijn met het hierboven genoemde doel: het verbeteren van de positie van tijdelijke contractanten. Zowel medewerkers als leidinggevenden laten ons weten hierover gefrustreerd te zijn en deze geluiden nemen we serieus. Het nieuwe instroombeleid was zo ontworpen dat er breed aan de voet geworven wordt, zodat er geen grote groep van tijdelijke contractanten meer op schaal 11 geworven hoeft te worden. De praktijk lijkt weerbarstiger: we zien dat er toch vaak gaten vallen op beleidsfuncties op schaal 11 en 12 die opgevuld worden door externe werving, en dus nieuwe collega’s op tijdelijk contract. En van hen horen we dat het vaak heel onduidelijk is wat hun kansen zijn bij BZ. Of zij na hun tijdelijke contract nog een verlenging kunnen krijgen, of er toch kansen zijn te blijven via een andere weg dan het klasje. Hierover wordt niet helder naar hen gecommuniceerd, verschilt het verhaal per medewerker en verandert het soms ook gedurende de loop van het contract. En dat ligt niet (of in ieder geval: lang niet altijd) aan de leidinggevende: ook van leidinggevenden horen we verontrustende geluiden. Dat ook hen vaak niet duidelijk is wat de (on)mogelijkheden zijn, zij hun medewerkers goed willen begeleiden en informeren, maar hiervoor eenduidige lijnen nodig hebben.
Kortom: het instroombeleid als geheel zou nog eens goed onder de loep gehouden moeten worden, om te bezien of het fit-for-purpose is voor BZ en bijdraagt aan excellente diplomatie. Maar daar kan niet op worden gewacht, want er is dringend werk aan de winkel: er is namelijk nu duidelijkheid nodig – voor leidinggevenden en aan medewerkers zelf – over hoe om te gaan met medewerkers op met een tijdelijk dienstverband en helder en eenduidig te zijn over de (on)mogelijkheden bij BZ te blijven werken. Dat is goed werkgeverschap.